Het ziet er angstaanjagend uit!
Een hol waar de kop van de goudgeaderde murene uitsteekt. Je kijkt dan recht in een bek die bewapend is met naar binnengerichte, vlijmscherpe tanden. Als je bovendien wat dieper in zijn muil zou loeren zou je zien dat er zich in de keel nog een setje puntige tanden bevindt. Murenen zijn namelijk uitgerust met twee soorten kaken: mond- en keelkaken. De keelkaak zit diep in de strot van het beest verscholen en is bovendien uitschuifbaar.
Als de mondkaak een prooi klemvast heeft, schiet de keelkaak razendsnel naar voren om toe te happen. Vervolgens raast de keelkaak met het aangehaakte prooidier met een noodvaart weer naar achteren. Nog voordat het halfdode slachtoffer het door heeft, bevindt hij zich al in het bijtende zuur van de murenenmaag.
Bovendien opent de bek van de goudgeaderde murene zich niet alleen als hij een prooi wil pakken. Het is een bek die een doorlopende pompende beweging maakt. Het lijkt net alsof de murene onder water naar adem hapt. De meeste vissen hebben benige kieuwdeksels, maar bij murenen ontbreekt deze. Ze moeten constant hun bek open en dicht maken om water over de kieuwen te laten stromen om zo te kunnen ademen. Doorgaans heeft het verhemelte van vissen een roze kleur, maar het kleurenpatroon van de goudgeaderde murene loopt door tot in zijn bek. Dus door al dat onderwatergehap verraden zij zichzelf niet bij prooidieren.
Murenen komen voornamelijk voor in tropische wateren en worden ook wel moeralen genoemd. Het koudere water laten ze over aan hun verre neefjes de palingen. Aalen dus. Het leeuwendeel van vissen heeft verschillende rugvinnen met ruimtes daartussen. Bij de murene loopt de rugvin aaneengesloten van de kop tot het einde van zijn lichaam. De overige vinnen ontbreken waardoor ze meer op slangen dan vissen lijken.
Ook de huid van murenen is atypisch voor vissen. Deze heeft geen schubben, maar een laagje slijm. Deze glibberlaag heeft meerdere functies. Enerzijds worden hierdoor infecties buiten de deur gehouden en anderzijds wordt voorkomen dat de huid slijt als de murene langs rotsen schuurt. Bovendien is de slijmlaag van belang als de murene zich in het zand begraaft. Het slijm klontert samen met het zand waardoor er een sterke coating ontstaat; de wand van het hol wordt hierdoor steviger.
Murenen hebben slechte ogen maar een goede neus. Derhalve is het niet verwonderlijk dat het nachtjagers zijn die zich overdag verschuilen in gaten en kieren. Het zijn dieren die alleen jagen. Dat wil zeggen; ze jagen niet samen met soortgenoten, maar kunnen wel samen op jacht gaan met andere vissoorten. De tandbaars is het favoriete jachtmaatje van de goudgeaderde murene. De tandbaars meldt zich bij het hol van de murene en gaat vervolgens met zijn kop schudden. Dit is voor de murene het teken dat er een gezamenlijk jachtpartij wordt opgezet.
Vervolgens zwemmen ze naar een koraalformatie toe op zoek naar prooi. Als de tandbaars vermoedt dat er ergens prooi zit, schut hij met zijn kop. Dit is voor de murene het signaal om verder polshoogte te gaan nemen. De tandbaars dekt de ontsnappingsroutes af en murene checkt alle holen en gaten op prooivissen. Eventuele slachtoffers kunnen geen kant meer op!
Als een prooidier zich in een hol heftig verzet, kan de goudgeaderde murene nog met een laatste truc op de proppen komen. Om nog meer kracht te ontwikkelen kan hij namelijk een knoop in zijn staart leggen! Ze kruipen met hun kop in een hol en vervolgens leggen ze hun staart in een knoop voor de ingang van het hol waardoor deze niet naar binnen glipt en ze nog meer kracht kunnen zetten om de prooi naar buiten te kunnen slepen.
Naast het feit dat de goudgeaderde murene een uitermate effectieve jager is, is het bovenal een prachtig dier. Het is zelfs een betoverend mooie vissoort. Hedendaagse alchemisten raken waarschijnlijk in een staat van pure opwinding als ze voor het eerst een goudgeaderde murene in het vizier krijgen.
Doorgaans mixen goudmakers met gevaar voor eigen leven van allerlei onedele metalen in de hoop edele metalen te verkrijgen. Bij de goudgeaderde murene lijkt een plamuurmes voldoende om het waardevolle goedje van zijn huid te schrapen. Maar evenals bij de mixerij komen alchemisten bij de goudgeaderde murene bedrogen uit. Het beest is niet ingelegd met goudatomen maar met pigmentcellen die ook de goudkleur kunnen aannemen.