Goudgevlekte slangaal

Je zou ze de kost moeten geven! Snorkelaars en duikers die beweren dat zij in de Caribische Zee zeeslangen hebben gespot. Om hun claim kracht bij te zetten, komen ze vaak op de proppen met prachtig foto- en filmmateriaal. Probleem is echter dat er geen zeeslangen leven in de Caribische wateren! Hoe kunnen zij dan toch zeeslangen hebben gezien? Zij gaan de bietenbrug op door te denken dat alle wezens die een slangachtig uiterlijk hebben, ook tot de diersoort slangen behoren. Bovendien leven er voldoende dieren in de Caribische Zee die op slangen lijken. Murenen, buisalen en slangalen zijn daar fraaie voorbeelden van. 

Voor watersportliefhebbers met slangenangst moet de wetenschap dat er geen zeeslangen in de Caribische Zee voorkomen een hele opluchting zijn. Voor hen zijn slangen glibberbeesten die gewapend zijn met vlijmscherpe giftanden. Het leeuwendeel van de slangen is echter niet giftig. Paradoxaal genoeg zijn alle zeeslangensoorten wél giftig. Extreem giftig zelfs. Zo heeft de vaag-gestreepte zeeslang voldoende gif aan boord om tienduizend mensen direct te laten hemelen.

Van alle op slanggelijkende Caribische zeewezens komt de goudgevlekte slangaal nog het meest in de buurt van echte slangen. Echter, het geoefende oog kan al snel zien dat we hier met een vis vandoen hebben en niet met een zeereptiel. De goudgevlekte slangaal is namelijk in het bezit van een rugkam die bij slangen ontbreekt. De grondkleur van deze aal is paarsbruin met daarop oranjegoud gekleurde vlekken. Het zijn dieren die meer dan een meter lang kunnen worden. De goudgevlekte slangaal heeft het koraalrif, de zeegrasbedden en de zandplaten als gewenste leefomgeving. Met name als hij zich sierlijk voortbeweegt boven het zand contrasteren zijn kleuren schitterend met diens omgeving. De goudgevlekte slangaal heeft ook de capaciteit om zich dóór het zand te verplaatsen. Het beest komt in actie nadat de tropenzon is uitgedoofd in de Caribische Zee. Overdag wil hij uit het vizier blijven van mogelijke predatoren en begraaft hij zich levend in het zand.

Op het menu van de goudgevlekte slangaal staan krabjes, kreeftjes en zeesterretjes. Deze kleine prooidieren zitten vaak diep onder het zand in hun holen. Om ze uit de zanderige bodem te halen, hanteert de goudgevlekte slangaal een unieke jachttechniek. Eerst duwt hij zijn kop in de ingang van het hol om deze te vergroten. Vervolgens draait hij zijn lichaam en steekt hij zijn puntige staart in het hol en gebruikt deze als een soort koevoet. Om het hol groter te maken gaat hij als een bezetene wrikken met zijn staart. Daarna steekt hij zijn kop weer in het gat om het slachtoffer te pakken. Op deze manier worden prooidieren die ongrijpbaar lijken grijpbaar. Dit vangkunstje is ook andere rifbewoners niet ontgaan. Zeebaarzen bijvoorbeeld. Zeebaarzen zijn ware opportunisten met een hoog leervermogen. Zij zwemmen maar al te graag in de buurt van goudgevlekte slangaalen en hebben bovendien engelengeduld. Op het moment dat de goudgevlekte slangaal het graafwerk heeft verricht en de prooi voor het grijpen ligt, komt de zeebaars vliegensvlug in actie en kaapt hij het maaltje voor de neus van de goudgevlekte slangaal weg!