Noordelijke kuifcaracara

Wie aan roofvogels denkt, denkt aan vervaarlijk ogende silhouetten die vanaf grote hoogtes de aarde scannen op smakelijke hapjes. Op het moment dat roofvogels een prooi in het vizier krijgen, storten ze zich als een kamikaze op nietsvermoedende slachtoffers. Als muizen, hagedissen, slangen en kikkers dus slim zijn, kijken ze af en toe naar boven om checken of ze nog wel veilig zijn. Voor dat doel moeten ze overigens ook regelmatig over hun schouder heen kijken, want niet al het roofvogelgevaar komt vanuit de lucht. Zo is de noordelijke kuifcaracara een roofvogelsoort die ook op de grond jaagt!

Door de naam ‘noordelijke kuifcaracara’ te ontleden, wordt direct veel duidelijk over de vogel in kwestie. Het vliegbeest leeft in het noorden van Zuid-Amerika, Midden-Amerika, de Caribische archipel, Mexico en het uiterste zuiden van de Verenigde Staten. De zuidelijke kuifcaracara, zijn neefje, neemt de rest van Zuid-Amerika voor zijn rekening. De noordelijke kuifcaracara is in het bezit van een kuif. Een kuif die op een slordige en ruige manier gedragen wordt. Het lijkt net alsof hij een slechte haardag heeft. Op het moment dat de noordelijke kuifcaracara zijn snavel opent en geluid produceert, hoor je ‘caracara’, waarmee het laatste deel van zijn naam verklaard wordt.

Het woord ‘kaal’ had ook nog in de soortnaam opgenomen kunnen worden. De huid rondom de ogen van de noordelijke kuifcaracara is namelijk kaal. Deze kale huid heeft een kleur die varieert van oranje tot rood. Welke kleur de huid aanneemt, hangt af van zijn gemoedstoestand. In een ontspannen situatie, is hij oranje. Du moment stress in het spel komt, verkleurt hij rood. Dit gebeurt overigens in een fractie van een seconde. Niet alleen de huid rondom de ogen is niet bevederd, dat geldt ook voor de huid boven zijn snavel. Daarmee verraadt hij zijn voorkeur voor voedsel. De noordelijke kuifcaracara is namelijk een aaseter. Een kale snavelhuid blijft schoner als hij zich tegoed doet aan kadavervlees.

De noordelijke kuifcaracara is een absolute meester in het opsporen van beestenlijken. Zo zijn ze doorgaans eerder ter plaatse dan concurrerende aasgieren. Ze vliegen lager over de grond dan gieren en spotten derhalve sneller aas. Bovendien zijn ze voor de duvel niet bang. Mochten er onverhoopt al aasgieren ter plaatse zijn, worden deze met het grootste gemak verjaagd. Dat aasgieren vaak een paar koppen groter zijn dan noordelijke kuifcaracara, maakt totaal geen indruk. Een favoriete aaslocatie van de noordelijke kaufcaracara is de omgeving van drukke wegen. Hij loopt langs de weg om zich tegoed te doen aan verkeersslachtoffers. Konijnen die aan flarden zijn gereden, vormen een feestmaal voor de noordelijke kaufcaracara.

Naast aaseter is de noordelijke kaufcaracara ook doorgetrapte jager. Hij stapt als een opgefokte haan door het dorre landschap heen, op zoek naar voedsel. Alles wat op zijn pad komt en een hartslag heeft, wordt door zijn poten vermorzeld en door zijn snavel gespietst. Naast jagen, blijkt de noordelijke kuifcaracara een echte boef te zijn die lid is van het dievengilde. Als hij een andere vogel ziet met een prooi, gaat hij er achteraan vliegen en blijft net zo lang sarren en treiteren totdat het slachtoffer uit pure ellende maar zijn prooi laat vallen.

De noordelijke kuifcaracara heeft ook een grote interesse in vuur. Het komt vaak voor dat droge stukken prairie in de fik staan en alle priegelbeestje voor hun leven moeten rennen voor de oprukkende vlammen. De noordelijk kuifcaracara heeft een neusje voor dit soort apocalyptische omstandigheden en posteert zich in de voorste vuurlinie. Niet om eerste hulp te verlenen aan de half verbrande slachtoffers, maar om een gemakkelijk maaltijd te scoren. De prooidiertjes komen dus van een letterlijk brandende hel in de andere hel terecht!