Bij sommige vissen dekt de soortnaam direct de lading. Het roodbekje bijvoorbeeld. Als deze rifbewoner zijn muil openspert slaat het knalrood van zijn mondholte je direct op de netvliezen. Dat opensperren van de bek is mooi te zien als twee exemplaren hun territorium te vuur en te zwaard proberen te verdedigen. Ze positioneren zich dan frontaal tegenover elkaar waarbij ze hun snuiten maximaal opentrekken, hopend de ander hiermee te kunnen imponeren en te verjagen.
Als je de kleur van de roodbekjes-romp in diens soortnaam zou willen verwerken ontstaat er de nodige verwarring. Je kunt dan namelijk twee kanten op. Geelrompje met zilverkleurige strepen of zilverkleurig-rompje met gele strepen. De kleur van het oog daarentegen is zo klaar als een klontje; blauw. Genoemde kleuren gelden alleen voor het adulte stadium van het roodbekje. Tijdens de verschillende juveniele stadia hebben ze weer andere kleurtjes. Vistaxonomen worden er bijkans hoorndol van.
De jonkie roodbekjes hebben niet alleen een ander kleurenpatroon, ze bevinden zich ook in een andere leefomgeving dan hun ouders. De vislarven ontwikkelen zich in de open oceaan. Hun jeugd brengen ze echter door in de mangrove- en zeegrasgebieden. Als ze eenmaal volwassen zijn zwemmen ze naar het koraalrif. Roodbekjes zijn gaandeweg hun leven dus drukke verhuizers naar de verschillende habitats van het rif.
Om hun overlevingskans te vergroten is het van belang dat ze op de juiste tijd op de juiste plaats zijn. De roodbekjes zetten verschillende zintuigen in om hun route te vinden; horen, zien en ruiken. Maar daar begint de schoen te wringen. Er wordt steeds meer roet in de navigatieskills van de visjes gegooid. Door vertroebeling van auditieve, visuele en geurstimuli worden de roodbekjes naar onjuiste bestemmingen genavigeerd. De oceanen raken meer en meer vervuld. Er ontstaan zelf drijvende plastic bergen in de wereldzeeën. Daarnaast neemt ook geluidsvervuiling hand over hand toe door zeeschepen en andere maritieme activiteiten.
Maar in roodbekjesland is ook het spreekwoord; ‘de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet’, geldig. Ze maken zelf namelijk ook een hels kabaal. Het zijn dé tandenknarsers van het rif. Een geluid dat ook nog eens versterkt wordt door hun zwemblaas. In het Engelse taalgebied wordt het roodbekje ‘French grunt’ genoemd. Franse knorrer dus. Refererend naar de wonderbaarlijke knoreigenschap
Onder roodbekjesprofessoren bestaat geen consensus over wat de reden achter dit knorgedrag zou kunnen zijn. Feit is wel dat roodbekjes als een van de smakelijkste vissen van het rif te boek staan. Ze staan hoog op de eetlijstjes van barracuda’s, dolfijnen en tal van andere predators. Om minder kwetsbaar voor predatie te zijn, trekken roodbekjes samen op in grote scholen. Megascholen. Soms met tienduizenden exemplaren tegelijkertijd. Als een zwerm spreeuwen verduisteren ze dan de waterkolom. Misschien draagt het massale knorgedrag van de roodbekjes bij aan het afschrikbeleid tegen rovers!