‘Vlijmscherpe nagels, naar buiten draaibare tenen, met schubben bezette voetzolen, afsluitbare neusgaten, uitmuntend gezichtsvermogen, transparant knipvlies en een waterafstotend verenpak’, dát is het instrumentarium waarover een roofvogel moet bezitten om succesvol glibberige vis aan water te kunnen onttrekken.
Dan wordt de spoeling dun in roofvogelland, maar de visarend heeft het allemaal in huis! Een vliegbeest dat een evolutie van elf miljoen jaar achter de kiezen heeft. Elf miljoen jaar van aanpassingen en fijnslijperij om de ultieme vliegende vispredator te creëren.
Als eerste moet de visarend vis lokaliseren. Om vissen te spotten, hangt het beest doodstil als een helikopter boven het water. Zo’n biddende visarend bevindt zich dan op een hoogte van enkele tientallen meters. Voor ons is amper voor te stellen dat hij vanaf die afstand nog vissen kan waarnemen. Het scheidend vermogen van het visarendoog is echter acht keer beter dan het menselijk oog. Van een hoogte van 30 meter is water voor het gezichtsorgaan van de mens een blauwe massa, de visarend daarentegen kan vanaf die hoogte ieder detail van de vissen waarnemen.
Op het moment dat de visarend een geschikte prooivis heeft gespot, transformeert hij bliksemsnel van een geduldige wentelwiek tot een dodelijke straaljager. Om zoveel mogelijk snelheid te vergaren, laat bij zich bijna loodrecht richtig het wateroppervlak vallen. Op het allerlaatste moment drukt hij zijn landingsgestel naar voren. En wat voor een landingstel! De klauwen van de visarend vormen het ultieme visgrijporgaan. Daar heeft het opperwezen of de evolutiearchitect lang aan moeten sleutelen.
Door de enorme snelheid volgt er een enorme knal op het water. De impact is zo groot dat er een metershoge waterfontein ontstaat. Bovendien gaat de roofvogel geheel kopje onder waarbij hij tot een diepte van 3 meter kan doorschieten. Om te vóórkomen dat water met grote kracht door de neus schiet, worden de neusgaten afgesloten. Tijdens de waterfase van de stootduik schuift er bovendien een doorzichtig derde ooglid als een duikbril voor zijn kijkers. Uiteindelijk boren de vlijmscherpe nagels van de visarend zich in de ongelukkige vis. Door diens unieke anatomie klappen de klauwen van de visarend daarbij dicht als een slot in een deur. Voor de vis is er dan een ontsnappen meer aan.
Nu komt het moment om met de aangehaakte vis weer los van het water te komen. Met een enorme vleugelkrachtsinspanning kiest de jager, met zijn ter dood veroordeelde buit, het luchtruim. Het verenpak van de visarend is voor het leeuwendeel ondoordringbaar voor water, maar om van de laatste waterdruppeltjes af te geraken, schut de vogel zich al vliegende als een hond uit.
Om zo aerodynamisch mogelijk te kunnen vliegen, wordt de vissenkop naar voren gedraaid. Dankzij de verfijnde motoriek van de klauwen en de draaibaarheid van de tenen van de visarend kan hij dit doen terwijl hij aan het vliegen is. Van een afstand bekeken, lijkt het net alsof hij uiteindelijk een torpedo draagt. Nu is het zaak dat het beest een geschikte landingsplaats vindt. Tijdens de broedperiode wordt er uiteraard direct naar het nest genavigeerd.
De visarend is een briljante jager, maar liefst 25 procent van zijn stootduiken levert prooi op. De vogel is in staat om een vis uit het water te takelen die zwaarder is dan het beest zelf. Maar het is wel belangrijk dat hij zichzelf niet overschat. Als hij een net iets te zware vis aan de haak slaat, kan het zijn dood worden. Doordat zijn klauwen zijn dichtgeklapt kan de vis niet mee losgelaten worden en wacht dan de verdrinkingsdood. Soms hengelen sportvissers vissen uit het water waar het voetwerk van een visarend nog inzit!